|
||||||||
Daniel Humair (Lausanne, 1938) mag gerust gerekend worden tot een van de beste jazzdrummers ter wereld. De lijst van jazz grootheden met wie hij heeft samen gespeeld of opgenomen is immens lang. Ook Heiri Känzig (New York, 1957) heeft een geweldige reputatie als bassist, hij speelde op meer dan 130 cd’s en is vast lid van het gereputeerde Vienna Art Orchestra. Weliswaar geboren in de V.S. is hij een Zwitser. Trombonist Samuel Blaser (La-Chaux-de-Fonds, 1981) is de jongste van de drie maar hij heeft al een indrukwekkende staat van dienst, in zijn quartet speelt drummer Gerry Hemingwa en in zijn trio gitarist Marc Ducret, topnamen. Een trio met de bezetting trombone, bas en drums is op zich al heel apart, maar de keuze van de composities is dat ook. Het gaat om de interpretatie van bekende stukken uit de begintijd van de jazz in New Orleans, eigen nummers en originele composities uit “Helveticus”. Tot de eerste categorie behoren o.a. de “Original Dixieland One Step” van de Original Dixieland Jass Band uit 1917 en “Ory’s Creole Trombone” van Kid Ory uit 1922. Uit de Zwitserse traditie stammen o.a. het “Guggisberglied” een van de oudste Zwitserse volksliederen, het wordt al vernoemd in 1741 en “Cantique Suisse” het Zwitserse volkslied geschreven door Alberik Zwyssig uit 1841. Het moge duidelijk zijn dit album is een eerbetoon aan het vaderland van de drie muzikanten, Zwiserland, dat blijkt ook uit de titel “1291”dat is namelijk het geboortejaar van Zwitserland toen de drie cantons Uri, Schwyz en Unterwalden zich aaneensloten. Het album opent met het eerder genoemde ”Original Dixieland One Step” en het wordt onmiddellijk duidelijk dat er (gelukkig) geen sprake is van regelrechte covers, nee dat ligt ook niet in de aard van deze muzikanten, er wordt natuurlijk driftig geïmproviseerd op de muziek uit de oude doos en dat levert een fraai resultaat op. Hetzelfde geldt voor het aloude “Guggisberglied”, het blijft gedragen muziek maar de muzikale interactie tussen de drie companen verheffen de muziek naar een hoger niveau en is feilloos. “Les Oignons” van Sydney Bechet krijgt ook een fraaie “make over” hetgeen leidt tot een pittig swingend vehikel waarin Blaser zijn naam meer dan waar maakt op zijn “schuiftrompet”. Met “Grégorien à St. Guillaume de Neuchâtel” van Guillaume de Neuchâtel zijn we weer in de Zwitserse historie beland, een nummer met omfloerste duistere klanken. “Belafonte” van Blaser brengt ons weer in lichtere sferen, is het een eerbetoon aan Harry ? Ik herken geen bekend nummer van hem, maar het is wederom een ware showcase voor Blaser. “Poya” is een nummer van de drie heren tezamen. Een gedragen stuk waarin Blaser een aardige imitatie van koeiengeloei laat horen, heel fraai. Het alom bekende “High Society” is hier en daar duidelijk herkenbaar maar dan wordt er weer een leuke draai aan gegeven door het tempo flink omlaag te schroeven hetgeen tot hilarische effecten voert. In “Where did you sleep tonight” laat Blaser zijn instrument diep “growlen” en samen met de zoemende contrabas van Känzig en de subtiele “shuffle” van Humair ontstaat er een sappig klankbeeld dat het origineel verre overtreft. In de “Bassong” van Känzig speelt de contrabas de hoofdrol en dat wordt natuurlijk een perfecte vingeroefening. “Jim Bine” van Humair is een typisch voorbeeld van een modern jazznummer met veel onverwachte wendingen. Kid “Ory’s Original Creole Dixieland Trombone One Step” vormt weer de ideale kapstok waaraan de drie heren hun eigen muzikale variaties kunnen hangen met een dikke knipoog naar het origineel. Een fraaie uitvoering van “Cantique suisse” oftewel het Zwitserse volkslied vormt de perfecte afsluiting van dit humorvolle en zeer geslaagde album. Jan van Leersum
|
||||||||
|
||||||||